Srila Prabhupada

Accepteer niet blindelings. BRENG uw twijfels, verwarring en twijfels naar boven

Naast het stellen van vragen die de betekenis van de tekst verduidelijken (zie Principe 10), moeten we ook vragen stellen als we twijfelen aan de waarheid van iets dat Srila Prabhupada schrijft. Dit soort twijfel kan zeer verontrustend zijn. We houden er vaak niet van om dergelijke twijfels, zelfs niet tegenover onszelf, te erkennen, laat staan ze aan andere toegewijden te onthullen, omdat we bang zijn dat dit een belediging zou zijn, of ons als ongelovig zou ontmaskeren. Veel lezers zullen bekend zijn met het volgende vers, dat talloze keren wordt geciteerd door Srila Prabhupada en dat het belang van impliciet geloof benadrukt:

“yasya deve para bhaktir / yatha deve tatha gurau

tasyaite kathita hy arthah / prakasante mahatmanah

Alleen aan die grote zielen die een onvoorwaardelijk geloof in zowel de Heer als de geestelijk leraar hebben, wordt alle invoer van Vedische kennis automatisch geopenbaard. ‘ Bg 6.47 betekenis

Ik zou er echter op willen wijzen dat blind geloof niet hetzelfde is als ‘impliciet geloof’. Blind geloof wordt veroordeeld omdat het contraproductief is voor geestelijke vooruitgang:

“In dit vers worden zowel blinde navraag als absurde onderzoeken veroordeeld.” Bg 4.34 betekenis

“Beschouw het niet als een sentiment of als een blind geloof. Je hebt een reden; je hebt argumenten; je hebt verstand. Pas het toe en probeer het te begrijpen. Het is ook niet nep. Het is wetenschappelijk. Dan zul je voelen … Taj-josanad asv apavarga-vartmani sraddha ratir bhaktir anukramisyati. “ Lezing over Bhagavad-gita 4.11-12 – New York, 28 juli 1966

“Dit wordt vast, onwankelbaar geloof genoemd. Geloof, ik bedoel niet geloof met blind geloof. Deze Bhagavad-gita is geen blind geloof. Alles wordt stap voor stap uitgelegd, wetenschappelijk, gezaghebbend. Dus probeer het te begrijpen. “ Lezing over Bhagavad-gita 4.39-42 – Los Angeles, 14 januari 1969

‘Maar geloof mag niet blind zijn. Blind geloof is nutteloos. Nu hebben we al besproken dat men met overgave en vragen en dienstbaarheid naar de geestelijk leraar moet gaan – drie dingen. Om kennis te verwerven, moeten we allereerst de geschikte persoonlijkheid vinden, en als we het geluk hebben zo’n geschikte persoonlijkheid te ontdekken, is het eerste dat we ons moeten overgeven. En dat er, na die overgave, vragen zijn. Men moet erg intelligent zijn om vragen te stellen aan de geestelijk leraar. Zonder vragen kun je geen vooruitgang boeken. Blind vertrouwen is dus nooit vereist en geen van beide vragen mag in een uitdagende stemming zijn. Dat mag niet. Vragen of antwoorden moeten gewoon zijn om te begrijpen. En dat moet gepaard gaan met dienst. ” Lezing over Bhagavad-gita 4.39-5.3 – New York, 24 augustus 1966

Zoals in het bovenstaande fragment wordt gesuggereerd, moeten we, als we tot het stadium van vast of onvoorwaardelijk geloof willen komen, onze twijfels en wantrouwen uiten. Srila Prabhupada benadrukt dit vaak. Zonder deze twijfels op te bespreken, zullen ze als kanker van trouweloosheid in ons hart blijven bestaan, waardoor we kunnen afdwalen van het devotionele pad ondanks omkeringen. Voordat we met zulke moeilijke levenssituaties te maken krijgen, moeten we onze twijfels hals over kop onder ogen zien tijdens onze besprekingen van Srila Prabhupada’s boeken.

Hierna volgen enkele bewijzen die de geldigheid van het stellen van vragen ondersteunen totdat we ons op ons gemak voelen om iets als waar te accepteren.

Twijfel, misverstand, correct begrip, geheugen en slaap, zoals bepaald door hun verschillende functies, zouden de verschillende kenmerken van intelligentie zijn.

BETEKENIS

Twijfel is een van de belangrijke functies van intelligentie; blinde acceptatie van iets geeft geen blijk van intelligentie. Daarom is het woord samsaya erg belangrijk; om intelligentie te cultiveren, moet men in het begin twijfelen … “ Srimad Bhagavatam 3.26.30

“Niets mag blindelings worden geaccepteerd; alles moet met zorg en met de nodige voorzichtigheid worden aanvaard. “ (Bhagavad-gita 10.4, Bg 10.5, Bg 10.4-5)

“Dus we vragen mensen eenvoudigweg dat u deze gezaghebbende kennis accepteert en probeert deze door uw intelligentie te assimileren. Het is niet dat je je argumentatie en intelligentie stopt, maar gewoon blindelings iets accepteert. Nee. We zijn mensen, we hebben intelligentie. We zijn geen dieren, die gedwongen iets zullen moeten accepteren. Nee. Tad viddhi pranipatena pariprasnena sevaya [Bg. 4,34]. In deze Bhagavad-gita zul je het vinden. Je probeert het te begrijpen, tad viddhi. Viddhi betekent proberen te begrijpen. Pranipata. Pranipatena betekent overgave, niet door uitdaging. “ lezing over Bhagavad-gita 2.13 – Pittsburgh, 8 september 1972

OM TAT SAT